Zonder de BOR = meer belasting betalen
De bedrijfsopvolgingsregeling (hierna ‘BOR’) is ingevoerd om fiscale belemmeringen weg te nemen voor de mensen die een onderneming na schenking of overlijden voortzetten. Zonder die BOR moet de overdrager 25% inkomstenbelasting en de verkrijger 20% schenk- of erfbelasting over de waarde van de onderneming betalen. In de praktijk zijn daarvoor veelal onvoldoende privémiddelen beschikbaar. Ook kunnen de middelen vaak niet aan de onderneming worden onttrokken. (Die onttrekking is overigens in het geval van een bv ook weer belast met 25% inkomstenbelasting). Ten slotte is een bank maar zelden bereid om de overnamesom en/of belastingclaim volledig te financieren.
Mét de BOR
De BOR komt aan deze bezwaren tegemoet. Onder strikte voorwaarden wordt een groot deel van de waarde van de onderneming vrijgesteld van schenk- en/of erfbelasting. Daarnaast kan onder voorwaarden de inkomstenbelastingclaim van 25% op de aandelen worden doorgeschoven. U begrijpt: hierdoor is de totale belastingdruk beduidend lager.
Belangrijkste voorwaarden van de BOR zijn het voortzettingsvereiste en de aanwezigheid van een echte, lees: actieve, onderneming.
Voorwaarde 1: Voortzettingsvereiste
Op grond van het voortzettingsvereiste moet de onderneming voor ten minste 5 jaar na het verkrijgen ongewijzigd worden voorgezet. Een verminderde inzet van arbeid, een gewijzigde bestemming of exploitatie van de bedrijfsmiddelen is funest. De overdracht en verkrijging is dan alsnog volledig belast.
Voorwaarde 2: Een actieve onderneming
De BOR geldt zoals gezegd alleen voor actieve ondernemingen. Een actieve onderneming onderscheidt zich van bijvoorbeeld een bedrijf wat zich alleen bezig houdt met vermogensbeheer (beleggen). Op de verkrijging van aandelen in een bv met uitsluitend beleggingen – banktegoeden, effecten of vastgoed – is de BOR in zo’n geval niet van toepassing. Maar onder omstandigheden kan bijvoorbeeld ook het exploiteren van vastgoed best een onderneming zijn, zo besliste onze hoogste fiscale rechter onlangs. De kwalificatie als onderneming hangt af van de mate waarin bepaalde activiteiten met betrekking tot het vastgoed in eigen beheer worden uitgevoerd. Ook is van belang in hoeverre de bv een bovennormaal rendement nastreeft en daartoe qua kennis en ervaring van haar medewerkers en/of directeur aandeelhouder ook objectief toe in staat is. Hoewel de Belastingdienst steevast de BOR afwijst voor een vastgoed-bv kan zo’n bv dus wel degelijk een onderneming drijven. Op die manier blijft ook de waarde van dergelijke aandelen voor een groot gedeelte voorwaardelijk onbelast.
In een bv-situatie moet voor de BOR sprake zijn van een belang van ten minste 5%. Ook voor de indirecte belangen geldt dit vereiste.
Hoe verder?
De BOR is derhalve een fiscaal gunstige faciliteit waarvan men begrijpelijk veel gebruik probeert te maken. Maar de BOR lijkt onder te gaan aan haar eigen succes. Zo oppert de politiek – deels gesteund door de belastingwetenschap – al langere tijd en met enige regelmaat een versobering. Gemotiveerd met kengetallen waaruit blijkt dat de belastingbetaling de voortzetting van de onderneming helemaal niet zou hebben bemoeilijkt en met vergelijkingen tot regelingen uit de ons omringende landen die veel minder fiscaal gunstig zijn.
Hoewel is toegezegd dat de BOR deze kabinetsperiode zal worden gehandhaafd is dat geen vanzelfsprekendheid. Zo is de eenmalige crisisheffing hoge lonen destijds ook zo maar met één jaar verlengd en lijkt het zoeken naar het ‘Teeven bonnetje’ gestaakt te zijn op last van het eigen ministerie. Ongelukkige voorbeelden? Misschien. Maar als u een bedrijfsoverdracht overweegt kan het wat mij betreft geen kwaad om dit toch nog maar even snel te regelen. U weet immers maar nooit. Straks blijken er wel degelijk versoberingmaatregelen te worden aangekondigd op Prinsjesdag. De tijd lijkt daarom – nog steeds – nu!