Rechtbank niet bevoegd inzake POR-regeling
Varkens- en pluimveehouders dienen te beschikken over dierrechten om varkens en pluimvee te kunnen houden. In 2006 en in 2015 is een ontheffingsregeling productierechten (POR-regeling) in werking getreden voor bedrijven die investeerden in mestverwerking. Deze ontheffingen liepen tot 2018. Begin 2017 deelde de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken mede dat de verleende ontheffingen niet verlengd zouden worden vanwege de overschrijding van het fosfaatplafond.
Een aantal ontheffingshouders en belangenorganisaties (hierna: eisers) spanden een kort geding aan tegen de Staat om haar te gebieden de POR-regeling alsnog te verlengen. Zij voerden aan dat de regering koerst op inwerkingtreding van uitsluitend een mestverwerkingsplicht. Dierrechten zouden vervallen zodra er voldoende mest wordt verwerkt. De voorlopige einddatum van de POR-regeling was ook gekoppeld aan de voorlopige datum van het stelsel van dierrechten.
De Rechtbank Den Haag verklaarde de eisers echter niet-ontvankelijk in hun vordering. Zij konden op grond van artikel 38, lid 2 Meststoffenwet de ontheffing aanvragen die zij met hun primaire vorderingen beoogden te ontvangen. De rechtbank volgde het betoog dat de bestuursrechtelijke procedure niet snel genoeg tot resultaat zal leiden niet. Bij de bestuursrechter kan ook om een voorlopige voorziening worden gevraagd. Een voorziening kan naast gehele of gedeeltelijke schorsing ook een voorlopige verlening van een vergunning of een voorlopige ontheffing inhouden. Het was niet aan de burgerlijke rechter om over de verlenging van de POR-regeling te oordelen.
De subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen strekkende tot (financiële) compensatie dan wel schadevergoeding waren prematuur, omdat op dit moment niet bekend is of via de bestuursrechtelijke weg nieuwe ontheffingen zullen worden verleend.
De uitspraak betekent dat de betreffende varkens- en pluimveehouders (individueel) via de bestuursrechtelijke weg hun gelijk moeten zien te halen. Daarbij zal begonnen moeten worden met het indienen van een verzoek om verlenging van ontheffing bij RVO.nl op grond van artikel 38, lid 2 Meststoffenwet.
Bovenstaande informatie is gebaseerd op de uitspraak van de Rechtbank Den Haag d.d. 1 maart 2018