Eens gekozen, blijft gekozen
Keuzes maken. De ene keuze pakt beter uit dan de andere. Uiteraard probeert de ondernemer de gevolgen van iedere keuze vooraf zo goed mogelijk in te schatten. Maar eens gekozen, blijft gekozen. Ook fiscaal. Al bestaan er daarop wel uitzonderingen.
Iedere ondernemer moet kiezen of hij het vermogensbestanddeel rekent tot zijn ondernemings-vermogen of privévermogen. De keuze komt tot uitdrukking in de administratie: staat het vermogensbestanddeel wel of niet op de balans? Uiterlijk tot het moment waarop de aanslag over het jaar van aanschaf vaststaat, kan de ondernemer zijn keuze herzien.
Verplicht ondernemingsvermogen omvat de vermogensbestanddelen die de ondernemer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor of in zijn bedrijf gebruikt. De rechter trekt die grens vaak bij 90%. Naast het zakelijk gebruik is dus nog wel enig beperkt gebruik voor privé doeleinden toegestaan. Het verplicht ondernemingsvermogen moet op de balans van de onderneming worden opgenomen. Het moet geactiveerd worden, voor de kostprijs, plus alle bijkomende kosten die de ondernemer maakt om dat bedrijfsmiddel ‘bedrijfsklaar’ te krijgen. Tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren onder meer het bedrijfsgebouw, het machinepark en de vrachtauto.
Tot het verplichte privévermogen behoren vermogensbestanddelen die geen enkele band met het bedrijf en de bedrijfsuitoefening hebben. En de vermogensbestanddelen die voor minder dan 10% – dus slechts bijkomstig – voor de zaak worden gebruikt. Denk aan het woonhuis van de ondernemer, de privé bankrekening en de caravan. Zaken die tot het verplichte privévermogen behoren, komen niet op de balans van de onderneming.
Tot het keuzevermogen behoren de vermogensbestanddelen die de ondernemer zowel zakelijk als privé gebruikt. De ondernemer mag bij deze bestanddelen kiezen of hij dat tot zijn ondernemingsvermogens of privévermogen rekent.
Met de definitieve aanslag staat de gemaakte keuze onherroepelijk vast. Vanaf dat tijdstip behoren de voordelen van het vermogensbestanddeel tot de winst uit onderneming (ondernemingsvermogen) of niet (privévermogen). Het begrip voordelen omvat zowel de opbrengsten als de kosten. Dat houdt in dat bij ondernemingsvermogen niet alleen de kosten en afschrijvingen van het vermogensbestanddeel aftrekbaar zijn maar ook dat de latere opbrengst als winst is belast.
In veel gevallen laat de keuze voor het ondernemingsvermogen of privévermogen zich cijfermatig vaststellen. Maar zo’n vaststelling is natuurlijk gebaseerd op louter verwachtingen: wat is het kostenniveau gedurende de gebruiksduur, hoe lang is gebruiksduur eigenlijk en hoeveel levert het vermogensbestanddeel op bij de latere verkoop? Zekerheid over de juistheid van de keuze is er niet.
Vooral bij woon-werkpanden is de vermogensetikettering, los van de cijfermatige veronderstellingen, niet eenvoudig. Bij een pand dat zowel privé als zakelijk wordt gebruik moeten bij de vermogensetikettering meerdere vragen worden beantwoord. Zo is allereest van belang of het pand bouwkundig kan worden gesplitst in een privé en zakelijk gedeelte. En daarna, als zo’n splitsing niet mogelijk is, of het pand dan tot het ondernemings- of privévermogen moet worden gerekend. Misschien dat er wel ‘administratief’ moet worden gesplitst.
Ingeval zich later een verandering in de aanwending of de functie van het vermogensbestanddeel voordoet, moet de ondernemer opnieuw een keuze maken. En als de ondernemer de eerder gemaakte keuze niet nadrukkelijk herroept, dan blijft het vermogensbestanddeel behoren tot zijn ondernemingsvermogen of privévermogen. En dat kan nadelig uitpakken!
Als ondernemer hebt u fiscaal wat te kiezen. Ook op momenten dat u zich daarvan niet altijd bewust bent. Maar ook voor u geldt: eens gekozen, blijft gekozen. Wij helpen u daar graag bij.
Januari 2017 | mr. Dennis van der Veer RB